Fenne zit op de nek van papa na de intocht van Sint. We lopen over een openbare begraafplaats terug naar de auto. Fenne vraagt ons wat dat is. Ik leg haar uit dat mensen die dood gaan onder de grond gelegd worden. Het onderwerp lijkt daarmee gesloten, wij hebben het inmiddels al weer over wat anders. Maar dan worden hun kleren toch vies, zegt ze na een tijdje. Zat je er nog over na te denken, vraag ik. Ja knikt haar kopje. Ik leg haar uit dat mensen die dood gaan in een kist op zachte kussen liggen als ze de grond in gaan. Ze wil er meer over weten. Alle mensen gaan ooit dood. Meestal als ze oud of heel erg ziek zijn, leg ik haar uit. Ik kijk naar boven. Haar mondje buigt zich langzaam in een boogje naar beneden. Haar oogjes staan steeds somberder en ze begint zachtjes te snikken. Ik trek haar van papa zijn schouders af en knuffel haar heel stevig. Ik wil niet dat jullie dood gaan zegt ze verdrietig. Maar wij gaan ook nog niet dood gekkie. Nog laaaang niet. Wij zijn toch nog niet oud? Opgelucht haalt ze weer adem.
Hoe zie je dat eigenlijk als iemand oud is? Ze denkt hard na. Als iemand grijs is. En gerimpeld. En slecht loopt. Met een stok als oma Moesje. Maar oma Moesje is wel altijd blij. Ja, oma Moesje is altijd heel blij als jij er bent. Maar als ik er niet ben is ze heel verdrietig, toch mama?
Tjonge, wat een gesprekken…
’s Avonds stop ik haar onder. Haar gezichtje wordt weer serieus. Maar ik vind het niet leuk als alle mensen dood zijn, begint ze weer. Nee, maar niet alle mensen zijn dood toch? Nee, maar in ‘de nep’ wel. Ze veranderd van onderwerp. Ze zingt en danst nog even, knuffelt haar poppen, doet nog even gek en draait zich om. Welterusten mam.
Er gaat meer om in dat koppie dan we dachten.
Laat een reactie achter